Nieuwe regels, het bedrijfsleven zit er niet op te wachten. Toch blijven ze komen, vooral in Nederland. Maatschappelijke organisaties en de overheid werken vaak samen om consumenten en bedrijven de goede kant op te bewegen. Op zich is hier niets mis mee. Maar met de uitvoering van nieuwe regelgeving soms wel. Er wordt bijvoorbeeld onvoldoende rekening gehouden met bepaalde partijen, administratieve lasten, conflicterende situaties of belemmering voor innovatie. Maar internetconsultatie door de vleessector gebeurt niet of nauwelijks. Een gemiste kans!
Door de coronacrisis draaien veel supermarkten en slagers dubbele omzetten. De vleesindustrie blijft druk met aanleveren. Ondertussen maken thuiszitters massaal gebruik van internet. Online food bestellen kwam de laatste jaren moeizaam op gang maar is in korte tijd uitgegroeid tot de nieuwe norm.
Van oudsher zijn we gewend dat brancheorganisaties bemiddelen voor betere regels. Maar met het opheffen van de productschappen is deze taak naar de werkgeversorganisaties gegaan, Zij doen deze taak ‘erbij’. Echter, de budgetten die zij hiervoor hebben, zijn niet te vergelijken met die van de productschappen. En dat merk je. Mede daarom is er tegenwoordig internetconsultatie voor nieuwe regelgeving. Al sinds 2009, maar het wordt helaas nog nauwelijks gebruikt. In 2016 is er een onderzoek gedaan naar wie er zoal reageren op een internetconsultatie. Over het algemeen zijn dat hoogopgeleide oudere mannen (55+) en belangenorganisaties of actiegroepen. Per regelgeving zijn er meestal zo’n 2 tot 4 reacties. Reacties zijn openbaar op www.internetconsultatie.nl.
In de vleessector reageren gek genoeg nooit bedrijven, terwijl zij beter dan brancheorganisaties kunnen beoordelen of een nieuwe regels uitvoerbaar is of niet. Wie neemt het voortouw?
Internetconsultatie moeilijk?
Helemaal niet! Je gaat naar www.internetconsultatie.nl en je krijgt direct een overzicht van alle nieuwe regels. Je kan ook zoeken met zoekfunctie ‘vlees’ of ‘dier’. Dan krijg je een overzicht van alle betreffende open en gesloten consultaties. Eventuele reacties kunnen ook bekeken worden. Deze zijn van heel gedetailleerd, naar (meestal) kort en krachtig. Per nieuwe regels is een kort overzicht te downloaden van hoe de regels zijn omschreven met de motivatie. Eenvoudig en overzichtelijk.
Open consultaties nieuwe regelgeving vleessector
Op dit moment lopen er voor de vleessector twee consultaties. Één van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) die o.a. gaat over een verbod op het verhandelen en slachten van hoogdrachtige varkens en runderen en één van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) over een nieuwe aanpak van productverbetering.
Het verbod op het verhandelen van hoogdrachtige varkens en runderen is op zich een goed besluit want niemand wil drachtige dieren slachten. Maar als we kijken naar de uitvoering, dan zegt men dat het alleen veehouders betreft. Maar feitelijk is dat niet waar, want de slachterij moet hier op gaan controleren a.d.h.v. een verklaring dat het dier niet in het laatste derde deel van de dracht zit. Aan de buitenkant is dit vaak niet te zien. En als er bijvoorbeeld geen verklaring is en tijdens de slacht blijkt dat er een bijna voldragen foetus aanwezig is. Wie is er dan verantwoordelijk? En hoe meet je dan of de foetus meer dan 77 dagen (varken) of 185 dagen (rund) is gedragen? Want dat wordt verboden. Er wordt voor het gemak van uitgegaan dat de veehouder dit altijd moet weten. Maar als de dieren bijvoorbeeld in groepen buiten lopen, dan heb je hier niet altijd controle op. Daarnaast conflicteert deze regel met de transportverordening. Daarin staat een verbod op het vervoer van dieren met meer dan 90% dracht. Dus zij mogen dieren die in hun laatste derde fase van hun dracht zitten tot 90% wel naar het slachthuis vervoeren, maar het slachthuis mag ze niet ontvangen. Moet de vervoerder dan niet ook een verklaring van de veehouder controleren? Doel regelgeving is op zich goed, maar de uitvoering rammelt aan alle kanten en is bovendien lastig te handhaven (NVWA). Deze consultatie loopt van 5 maart t/m 16 april 2020. Niemand heeft nog gereageerd (moment van schrijven).
Eind 2020 verloopt het voormalige Akkoord Verbetering Productsamenstelling (AVP) die door veel partijen is getekend, maar gek genoeg niet door de vleessector. Eind 2020 volgt een nieuwe aanpak. In het nieuwe akkoord staan nieuwe lage normen voor het zout- en verzadigd vetgehalte van onder andere vleesbereidingen en vleeswaren. Deze gehaltes moeten stapsgewijs omlaag. Het RIVM heeft drie niveaus berekend uit landelijke databases: achterhoede, middenmoot en koplopers. Zo is het natriumgehalte van vleesbereidingen ingedeeld in respectievelijk 760 – 530 – 360 mg/100g en voor samengestelde vleeswaren respectievelijk 920 – 823 – 720 mg/100g. Het verzadigd vet van vleesbereidingen is 8 – 5 – 3 g/100g en van samengestelde vleeswaren 10 – 9 – 7 g/100 g.
Om bedrijven te motiveren wil de overheid prikkels gebruiken als ‘naming’ (koplopers) en het voedselkeuzelogo Nutri-Score. Twee consumenten hebben tot nu toe gereageerd: “Wij hebben in ons land de Warenwet. Daarin dient dit geregeld te worden.” En “Goed idee. Niet geschoten is altijd mis.” Het bedrijfsleven heeft nog niet van zich laten horen. De internetconsultatie loopt van 24 maart t/m 5 mei 2020.
Internetconsultatie van nieuwe regelgeving komt, net als online food bestellen, moeizaam op gang. Maar, wordt vroeg of laat de nieuwe norm. #Laat je stem horen!
Yvon Bemelman
COVID-19 en Voedselveiligheid
1 mei 2020
Vragen en antwoorden over COVID-19 en voedselveiligheid van de Europese Commissie afdeling gezondheid en voedselveiligheid
1. INFECTIERISICO DOOR VOEDSEL
1.1. Wat is het risico op COVID-19-infectie door voedselproducten?
Ondanks de grootschalige pandemie is er tot op heden geen melding gemaakt van overdracht van COVID-19 via de consumptie van voedsel. Daarom is er, zoals de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft verklaard, geen bewijs dat voedsel een risico voor de volksgezondheid vormt in verband met COVID-19. De belangrijkste wijze van overdracht voor COVID-19 wordt beschouwd als van persoon tot persoon, voornamelijk via luchtwegdruppels die mensen niezen, hoesten of uitademen.
1.2. Kan ik garanties vragen aan mijn leveranciers met betrekking tot COVID-19?
Nee. Een “virusvrije” certificering kan niet worden gerechtvaardigd omdat er geen bewijs is dat voedsel een risico vormt voor de volksgezondheid in verband met COVID-19. Elk verzoek om dergelijke garanties is dus onevenredig en dientengevolge niet aanvaardbaar.
1.3. Wat is het risico om COVID-19 uit voedselverpakkingen te halen?
Hoewel volgens een recent onderzoek de veroorzaker van COVID-19 (SARS-CoV-2) tot 24 uur op karton en tot enkele dagen op harde oppervlakken zoals staal en plastic in experimentele omgevingen (bijv. Gecontroleerd relatieve vochtigheid en temperatuur), is er geen bewijs dat besmette pakketten, die zijn blootgesteld aan verschillende omgevingsomstandigheden en temperaturen, de infectie overdragen. Om bezorgdheid weg te nemen dat het virus dat op de huid aanwezig is, mogelijk kan worden overgedragen op de luchtwegen (bijvoorbeeld door het gezicht aan te raken), moeten personen die met verpakkingen omgaan, waaronder consumenten, zich houden aan de richtlijnen van de volksgezondheidsautoriteiten met betrekking tot goede hygiënepraktijken, inclusief regelmatig en effectief handen wassen.
Foto: Martin Sanchez
2. VOEDSELPRODUCTIE
2.1. Neemt de voedingsmiddelenindustrie maatregelen om te voorkomen dat het voedsel dat ze produceren of distribueren besmet is met het virus?
Strenge hygiënevoorschriften regelen al de productie van voedsel in de EU en de uitvoering ervan is onderworpen aan officiële controles. Alle voedingsbedrijven moeten ze toepassen. De door exploitanten van levensmiddelenbedrijven uit te voeren hygiënecontroles zijn bedoeld om besmetting van het voedsel door ziekteverwekkers te voorkomen, en zullen daarom ook gericht zijn op het voorkomen van besmetting van het voedsel door het virus dat verantwoordelijk is voor COVID-19. Regelmatige trainingsacties bij levensmiddelenbedrijven over al deze vereisten zijn verplicht, zodat mensen die in de voedingsindustrie werken hygiënisch kunnen werken. Tot de goede hygiënepraktijken die in alle stadia van de voedselproductie worden vereist, behoren met name de reiniging en, in voorkomend geval, de desinfectievoedselproductiefaciliteiten en -apparatuur tussen productiepartijen, vermijden van kruisbesmetting tussen categorieën voedsel en voedsel in verschillende stadia van het proces (bijv. rauw versus gekookt voedsel), persoonlijke hygiëne zoals handen wassen en desinfecteren, het dragen van handschoenen en maskers waar nodig, gebruik van speciale hygiënische kleding en schoenen, of thuisblijven, weg van het werk wanneer u zich ziek voelt. Bovendien moeten levensmiddelenbedrijven in de huidige context hun externe contacten beperken tot het absoluut noodzakelijke, bijvoorbeeld met leveranciers of vrachtwagens, terwijl ze afstand houden van de chauffeurs.
2.2. De lock down kan de controles op de toepassing van hygiëne in levensmiddelenbedrijven beperken. Ondermijnt dit de veiligheid van voedsel in het algemeen?
Hoewel officiële controles deel uitmaken van een veilige voedselketen, wordt niet aangenomen dat de huidige beperkingen (met inbegrip van het mogelijke risicogebaseerde uitstel van sommige officiële controleactiviteiten) de veiligheid van voedsel beïnvloeden, die in de eerste plaats berust op de inzet van alle actoren van de voedselketen, van boer tot bord, met de primaire verantwoordelijkheid bij exploitanten van levensmiddelenbedrijven. Voedselveiligheid wordt voornamelijk bereikt door preventieve maatregelen (goede hygiënepraktijken). Exploitanten van levensmiddelenbedrijven moeten aantonen dat deze preventieve maatregelen altijd van kracht zijn tijdens de voedselproductie en dat ze effectief zijn door middel van controles en tests op hun productieproces en voedsel (zogenaamde eigen controles). Dit wordt op zijn beurt geïnspecteerd door de voedselveiligheidsautoriteiten. Zelfs als de afsluiting de modaliteiten van officiële controles kan beïnvloeden, heeft dit geen invloed op de veiligheid van geproduceerd voedsel. In dat verband heeft de Commissie een verordening3 aangenomen die de lidstaten in staat stelt controleacties uit te voeren op een manier die verenigbaar is met bewegingsbeperkingen om de verspreiding van COVID-19 te beperken, met passende waarborgen, zodat de voedselveiligheid niet in gevaar wordt gebracht. Deze maatregelen zijn gedurende twee maanden van toepassing en zullen vervolgens worden herzien op basis van informatie van de lidstaten.
2.3. Wat gebeurt er als een medewerker van een levensmiddelenbedrijf is besmet met COVID-19?
Binnen de voedselverwerkende industrie zijn specifieke protocollen opgesteld om de gezondheid van werknemers te beschermen. Deze maatregelen komen bovenop de gebruikelijke praktijken op het gebied van voedselhygiëne en veiligheid van werknemers en passen zich aan de mogelijkheden ter plaatse aan. Dergelijke maatregelen omvatten sociale afstand tijdens het werk, plexiglas wanneer de afstand niet kan worden gehandhaafd, geen contact tussen vrachtwagenchauffeurs en de voedselvoorziening, meer handdesinfectiemiddelen ter beschikking, om beurten werken om niet meer werknemers te verzekeren dan strikt noodzakelijk in de faciliteit, of waar mogelijk werken vanuit huis. Onder de speciale aanbevelingen voor COVID-19 die nu van kracht zijn, wordt iedereen die symptomen vertoont die wijzen op COVID-19, verzocht thuis te blijven om de verspreiding van het virus te voorkomen. Zelfs in het geval dat mensen besmet kunnen zijn terwijl ze (nog) niet ziek zijn (asymptomatische dragers van het virus), minimaliseert de bestaande wetgeving het risico dat virusdeeltjes in contact komen met voedingsmiddelen, aangezien elke persoon die in een voedselverwerkingsruimte werkt, een hoge mate van persoonlijke hygiëne moet handhaven, inclusief het dragen van geschikte, schone en, waar nodig, beschermende kleding en voortdurend goede hygiënepraktijken moet toepassen (regelmatig handenwassen) , geen onhygiënisch gedrag toegestaan zoals niezen of hoesten bij het produceren of hanteren van voedsel, enz.). Er is alle reden om aan te nemen dat de bestaande saneringsmaatregelen even effectief zijn voor COVID-19 als voor andere microbiologische risico’s4. Bovendien moeten levensmiddelenbedrijven waar nodig aanvullende sanitaire maatregelen nemen, op basis van risico, des te meer in het geval dat een werknemer positief op het virus reageert. Deze maatregelen, gecombineerd met het feit dat niet bekend is dat voedsel een bron van overdracht is, bieden zekerheid over de veiligheid van de voedselproductie.
2.4. Door distributieproblemen kunnen er tekorten ontstaan aan handdesinfectiemiddelen. Hoe kan dit worden aangepakt in een levensmiddelenbedrijf?
De EU-wetgeving inzake voedselveiligheid vereist dat alle exploitanten van levensmiddelenbedrijven ervoor zorgen dat werknemers adequate hygiënische maatregelen nemen. Dit omvat het regelmatig wassen van handen met zeep. Als aanvullende desinfectie nodig is, moet deze worden gebruikt zoals aangegeven. In het geval van een tekort zullen lokale voedselveiligheidsautoriteiten dergelijke kwesties geval per geval in overweging nemen en bedrijven kunnen helpen alternatieve veilige oplossingen te vinden, zodat de voedselveiligheid gewaarborgd blijft. Denk hierbij aan het gebruik van alternatieve producten of het vaker wassen van handen met zeep.
2.5. Hoe bescherm ik als exploitant van een levensmiddelenbedrijf mijn werknemers tegen besmetting?
Exploitanten van levensmiddelenbedrijven moeten de werknemers trainen in het correct gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen en hen eraan herinneren hoe belangrijk het is om instructies te volgen over persoonlijke hygiëne en sociale afstand tijdens pauzes op het werk.
3. VOEDSEL IN WINKELS
3.1. Kan ik besmet raken door het omgaan met voedsel door mensen die mogelijk besmet zijn?
Volgens voedselveiligheidsinstanties in de EU-lidstaten is het zeer onwaarschijnlijk dat u COVID-19 kunt vangen als u met voedsel omgaat. De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft bovendien verklaard dat er momenteel geen bewijs is dat voedsel een waarschijnlijke bron of route van overdracht van het virus is5. Er is momenteel geen informatie beschikbaar over de vraag of het virus dat verantwoordelijk is voor COVID-19 aanwezig kan zijn op voedsel, daar kan overleven en mensen kan infecteren. Tegelijkertijd is er tot op heden geen bewijs dat voedsel een bron of drager van infectie is geweest, terwijl er geen twijfel over bestaat dat mensen die momenteel ziek zijn besmet zijn geraakt door contact met andere geïnfecteerde mensen. Theoretisch, zoals het geval is bij elk contactoppervlak dat besmet is door een geïnfecteerde persoon, of het nu een deurkruk of een ander oppervlak is, kan voedsel ook leiden tot indirecte besmetting door het aan te raken. Daarom moet iedereen de aanbevelingen van de volksgezondheidsautoriteiten over het wassen van de handen volgen. Retailers zijn op de hoogte van hygiënevereisten bij het hanteren van voedsel. Personeel dat voedsel moet manipuleren (bijvoorbeeld vlees snijden, vlees of zuivelproducten snijden, vis schoonmaken, groenten en fruit verpakken), draagt handschoenen en vervangt deze vaak, of wast anderszins vaak zijn / haar handen. Consumenten moeten ook hun rol spelen. Als algemene goede hygiënepraktijk mogen klanten in winkels geen andere voedingsmiddelen gebruiken dan ze van plan zijn te kopen, om te voorkomen dat ze besmet raken met ziekteverwekkers die op hun handen aanwezig kunnen zijn.
3.2. Hoe kan ik als detailhandelaar mezelf en mijn klanten beschermen tegen besmetting door andere mensen wanneer ik mijn winkel bezoek?
Zorg ervoor dat de hygiëne- en reinigingsroutines up-to-date zijn en zorg voor strikte naleving, inclusief duidelijke communicatie over gedragsregels voor klanthygiëne. Retailers wordt ook aanbevolen om de toegang van externe leveranciers van producten en diensten (schoonmaak, enz.) Te beheren. Aangezien het virus dat verantwoordelijk is voor COVID-19 voornamelijk resistent is op gladde, inerte oppervlakken zoals plastic en roestvrij staal, wordt retailers aangeraden deze oppervlakken regelmatig schoon te maken: bijvoorbeeld winkelwagentjes of zelfscans. De handmanden van de supermarkten moeten regelmatig worden ontsmet. Retailers kunnen ook klanten uitnodigen om hun eigen boodschappentassen mee te nemen. Zoals door veel autoriteiten gevraagd, zorg voor een veilige fysieke afstand tussen mensen zoals geadviseerd door de gezondheidsautoriteiten, bijvoorbeeld door de vloer met bepaalde tussenpozen te markeren en het aantal mensen dat tegelijkertijd in uw winkel aanwezig is te beperken. Retailers kunnen consumenten ook aanraden om winkelwagentjes te gebruiken om die afstand te bewaren. Proeverijen van voedsel voor promotiecampagnes moeten worden vermeden. Waar de voorraad het toelaat, kunnen detailhandelaren overwegen bij de ingang een handdesinfectiemiddel of desinfectiedoekjes ter beschikking te stellen en / of zelfs handschoenen voor eenmalig gebruik6 te verdelen wanneer mensen onverpakte levensmiddelen in winkels moeten aanraken (zoals fruit of groenten). Wanneer detailhandelaren wel sanitaire maatregelen bieden, moeten ze erop staan dat klanten er gebruik van maken, en in het geval van handschoenen voor eenmalig gebruik, dat ze op de juiste manier worden weggegooid.
Indien correct gebruikt, dragen handschoenen ook bij aan het beschermen van groenten en fruit tegen besmetting door de behandeling van klanten. In sommige lidstaten bestaat het gebruik van wegwerphandschoenen in de groente- en fruitsector in de supermarkt al sinds lange tijd en wordt door de klanten ondersteund.
Als persoonlijke service nodig is en waar het niet mogelijk is om een veilige afstand tussen mensen te bewaren, wordt het aanbevolen om een glas- of plexiglasscherm tussen kassiers en klanten te plaatsen (bijv. bij kassa’s), evenals het aanmoedigen van het gebruik van contactloos betalen in plaats van contant. Periodiek schoonmaken van pininstrumenten en de transportband in de kassa wordt aanbevolen.
Strategie voor duurzaam voedsel volgens EU Green Deal
3 maart 2020
Laat je stem horen!
De EU wil in 2050 klimaatneutraal worden, vervuiling
terugdringen, bedrijven helpen op het gebied van schone producten en
technologieën en zich inzetten voor een rechtvaardig traject. Om dit te bereiken
wil de EU een ‘farm to fork’ strategie ontwikkelen die gebaseerd is op de Europese
Green Deal.
Iedereen kan tegenwoordig bijdragen aan de ontwikkeling van
EU-regelgeving. Via een roadmap worden de concrete ideeën gedeeld met de problematiek,
de doelstellingen en de belangrijkste kenmerken. Dan volgt een publieke
consultatie van 4 weken, waarna het voorstel wordt uitgewerkt. De ‘draft’
versie wordt verder uitgewerkt in afstemming met de lidstaten waarna een
evaluatie volgt. Nieuwe regelgeving moet van een hoge kwaliteit zijn en
gebaseerd op feiten.
Van 17 februari t/m 16 maart 2020 kunnen alle belangstellenden binnen de EU reageren op de roadmap van de nieuwe EU ‘farm to fork’ strategie.
Bron: ec.europa.eu
Acties Europese Green Deal
ENERGIE: sector koolstofvrij maken
Meer dan 75% uitstoot broeikasgassen is
afkomstig van productie en gebruik energie
GEBOUWEN: renoveren om energierekening en gebruik
te verlagen
Gebouwen zijn goed voor 40% van het energieverbruik
INDUSTRIE: bedrijven helpen om een groene
economie te worden
Industrie in EU gebruikt maar 12% gerecycleerde materialen
MOBILITEIT: schoner, goedkoper en gezondere
vormen van vervoer
Vervoer veroorzaakt 25% van de uitstoot
Met een ‘Farm to fork’ strategie wil de EU de doelstellingen van de Green Deal bereiken
In deze strategie worden de regulerende en niet-regulerende
maatregelen uiteengezet die nodig zijn om efficiëntere, klimaat-slimme systemen
te creëren die gezond voedsel bieden en tegelijkertijd een fatsoenlijk leven
voor de boeren en vissers in de EU veiligstellen.
Meer specifiek zal de strategie uiteenzetten hoe:
·
Zorgen voor duurzame primaire productie;
·
Stimuleren van duurzame praktijken op het gebied van voedselverwerking,
detailhandel, horeca en voedseldiensten;
·
Bevordering van duurzame voedselconsumptie, waardoor de overgang naar gezonde,
duurzame diëten wordt vergemakkelijkt;
·
Verminder voedselverlies en verspilling.
Lees de roadmap en laat je mening horen
In de roadmap
wordt het aan te pakken probleem en de te bereiken doelstellingen beschreven en
uitgelegd waarom EU-actie nodig is. Er worden beleidsopties geschetst en de
belangrijkste kenmerken van de overlegstrategie worden beschreven.
Omdat de EU graag open en transparant is mogen alle
stakeholders (burgers en bedrijven) hun mening geven over de nieuwe ‘Farm to
fork’ strategie. Heb je ideeën om dit via regelgeving goed te regelen? Laat je
stem dan horen! Gebruik hiervoor deze doorlink.
Yvon Bemelman
Van mislukte automatisering naar herbezinning
24 december 2019
Wat gaat er mis bij de NVWA en hoe kan dat beter?
Gepubliceerd in Vleesmagazine Industriespecial – 6 december 2019
Het doel van automatiseren is voor veel bedrijven ‘efficiency’. Maar het gebruiken van een softwarepakket of het automatiseren van processen kan alleen efficiënter als eerst goed naar de processen zelf wordt gekeken. Want als de processen al niet duidelijk en succesvol zijn, dan zal ook het automatiseren ervan niet het gewenste effect hebben.
In de laatste voortgangsrapportage NVWA2020 van 9 oktober
2019 staat ICT als risicofactor opgenomen terwijl ICT eerst een doel was.
Centraal staat nu dat de NVWA kennisgedreven en risicogericht wil werken om
risico’s te reduceren en naleving te verhogen. Dat zijn mooie woorden, maar hoe
gaat het in de praktijk?
Het ICT project Inspect van de NVWA is in april 2019 stopgezet
door Carola Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, naar
aanleiding van een vernietigend onderzoeksrapport. De minister spreekt van een
‘te ambitieus programma’. Het doel was om de NVWA, die sinds 2012 uit drie samengevoegde
onderdelen bestaat, te reorganiseren met behulp van automatisering. Maar de
drie onderdelen hadden ieder al hun eigen manier van werken, automatisering en
cultuur die zich niet zo snel laat samenvoegen. Als je dan begint met
automatiseren dan bind je het paard achter de wagen. En dat is ook gebleken.
Het programma heeft veel te veel geld gekost en daarom is
het nu tijd voor herbezinning. In de herbezinning worden de doelen uit NVWA2020
herzien waarbij de prioriteiten voor de komende jaren verder bepaald worden. De
aanpak gaat uit van kleine, beheerste stappen die NVWA-medewerkers ondersteunen
bij hun primaire werkzaamheden; handhaving van wet- en regelgeving. En dat is
nodig want er komen alleen maar meer (complexe) regels waarvoor nog meer
handhaving nodig is.
Complexe regels niet oplossen met open normen
Voor de handhaving van complexe regels wordt bij de NVWA-afdeling
veterinair en dierlijke producten voor het gemak gebruik gemaakt van ‘open
normen’. Een grijs gebied waar handhavers wel of niet kunnen ingrijpen en waar een
ondernemer niet weet waar hij aan toe is. Bijvoorbeeld ‘Wat zijn
transportwaardige dieren?’ of ‘Wanneer wordt een karkas afgekeurd?’ Dan krijg
je een cultuur van te veel, voldoende of onvoldoende handhaven. Het is niet
voor niets dat een directeur van een slachthuis uit het Noorden een brief heeft
geschreven aan de Tweede Kamer met de vraag: “Ik wil mijn eigen NVWA’er terug,
want die deed nooit moeilijk!”
Een groot pijnpunt van de NVWA want ze hebben te maken met
medewerkers die niet willen handhaven en die voor ieder wissewasje in actie komen.
En als deze elkaar bij een bedrijf opvolgen, dan wordt het lastig. Maar open
normen geven natuurlijk ook ruimte voor machtsspelletjes. Als bijvoorbeeld een
NVWA’er een ondernemer niet mag, of een NVWA’er wil bepaalde (persoonlijke)
idealen nastreven, kunnen zij extra handhaven. Want wie zoekt zal altijd vinden.
En wie houdt ze tegen? Dit geeft een onnatuurlijke machtsverhouding waar
ondernemers van ‘uit hun plaat’ kunnen gaan. Rechtszaken volgen waar een hoop
tijd en geld wordt verspild. Open normen kunnen voor het management makkelijk
zijn, zo van grote halen snel thuis, maar in de praktijk werken ze niet.
Nieuwe controleverordening met meer grijze gebieden
Op 14 december is de nieuwe controleverordening van kracht
waarbij risicogericht toezicht centraal staat. En dat klinkt natuurlijk heel
goed. Maar in de praktijk kan het erg complex uitpakken. Een nieuwe regel is
dat slachterijen die meer dan 1000 Groot Vee Eenheden (GVE) per jaar slachten
permanent toezicht krijgen, tenzij een risicoanalyse anders uitwijst. Runderen
ouder dan 2 jaar zijn bijvoorbeeld 1 GVE en schapen en geiten 0,15 GVE. In
Nederland zijn zo’n 164 kleine en middelgrote slachterijen. Een deel zit onder en
een deel zit boven de 1000 GVE. Maar hoe wordt deze nieuwe regel ingevuld?
Wanneer krijgt men nu wel en wanneer niet permanent toezicht? Hoe wordt het
risico uitgelegd? Want met die superhoge tarieven van de NVWA is permanent
toezicht economisch onhaalbaar voor MKB-bedrijven in Nederland. Ondernemers
tasten in het duister en willen weten aan welke eisen zij moeten voldoen om
geen permanent toezicht te krijgen. Maar hierop krijgen zij geen antwoord. Dit
wordt achter de schermen en individueel bepaald. Weer zo’n open norm waarmee
men alle kanten op kan.
Kennisgedreven overleg
Misschien wordt het tijd om de ‘open normen’ bespreekbaar te
maken binnen een kennisgedreven overleg waar naast overheid een diversiteit aan
stakeholders plaatsneemt voor een transparante discussie. Een goed voorbeeld hiervan
is het Regulier Overleg Warenwet. Ontwikkelingen en onduidelijkheden in
regelgeving worden vanuit het Ministerie van Volksgezondheid met de NVWA en een diversiteit aan deskundigen besproken.
Deze deskundigen vertegenwoordigen verschillende bedrijven en sectoren. Grijze gebieden
worden hier duidelijk en transparant gemaakt. Verslagen zijn op internet terug
te vinden.
Bij de NVWA-afdeling veterinair en dierlijke producten is
overleg met de sector nog steeds achter gesloten deuren met een
vertegenwoordiger van een paar brancheorganisaties. Resultaten worden alleen naar
leden gecommuniceerd. Wel zo makkelijk. Maar is het deskundig, democratisch en
transparant? In ieder geval leidt het op dit moment tot veel onduidelijkheden
en onvrede.
Yvon Bemelman
Maatschappelijke acceptatie
10 december 2019
Gepubliceerd in Meat & Co nr. 5 2019
EEN BEDRIJF IS SLECHTS LEVENSVATBAAR ALS HET ÉN RENDEERT ÉN MAATSCHAPPELIJK WORDT GEACCEPTEERD. VAN MAATSCHAPPELIJKE ACCEPTATIE IS SPRAKE WANNEER INDIVIDUEN EN DE MAATSCHAPPIJ DE PRODUCTEN, DE ACTIVITEITEN EN PRODUCTIEPROCESSEN VAN EEN BEDRIJF POSITIEF WAARDEREN. EEN BEDRIJF MOET DUS NAAST PUUR ECONOMISCHE DOELSTELLINGEN OOK DOELSTELLINGEN FORMULEREN VOOR MAATSCHAPPELIJKE VRAAGSTUKKEN EN DEZE IN HET TOTALE BELEID INTEGREREN, WIL HET IN ZIJN GEHEEL TOEKOMSTBESTENDIG ZIJN. VOOR SOMMIGE BEDRIJFSTAKKEN ZAL DAT EEN HELE UITDAGING ZIJN, VOOR BEPAALDE – DENK AAN DE TABAKSINDUSTRIE – ZELFS ONMOGELIJK.
Ofschoon het misschien wel zo lijkt, is maatschappelijke acceptatie niet iets nieuws. In mijn strategische adviezen aan bedrijven neem ik maatschappelijke acceptatie door middel van een ‘outside-in’ benadering, waarin de te verwachten toekomstige maatschappelijke functies die een bedrijf kan vervullen centraal staan, al sinds jaar en dag mee. Wel is het zo dat door de groeiende invloed van ngo’s, maar vooral social media, er veel meer aandacht is voor maatschappelijke issues dan vroeger. Daarbij komt dat ook de wetenschap meer en meer betrokken wordt in het publieke debat over bijvoorbeeld natuur, milieu en opwarming van de aarde. Als een probleem algemeen maatschappelijk relevant wordt geacht, zullen nationale en Europese politieke partijen, parlementen en regeringen er wat van moeten vinden en zal dit onherroepelijk leiden tot het starten van een wetgevingsproces dat uitmondt in wet- en regelgeving. Vervolgens bepaalt de rechter bij geschillen of het recht juist wordt toegepast. Zo werkt dat in een democratische rechtsstaat. En dus ging het ook zo met de stikstofproblematiek. Uiteindelijk was niet de ‘groene’ inborst van de regering, maar de ‘stikstofuitspraak’ van de Raad van State die de regering dwong maatregelen te treffen om de natuur te beschermen, bepalend.
Omdat boeren, mede door uitspraken van politici, vreesden onevenredig zwaar getroffen te worden, besloten ze de trekker naar Den Haag te nemen. Het mooie van deze actie waaraan voor het eerst boeren uit alle sectoren deelnamen, was dat de maatschappelijke acceptatie van boeren bij de burgers groot bleek te zijn, getuige de sterk positieve reacties. Groter waarschijnlijk dan zij ooit hadden kunnen vermoeden. Dat is winst die de boeren kunnen verzilveren. Een kanttekening is echter op zijn plaats. De waardering van de burgers betreft vooral de producten, niet zo zeer het productieproces. Voortdurende aandacht voor huidige en toekomstige maatschappelijke issues blijft geboden.
Innovatie blijft daarom onverminderd noodzakelijk. Dat kan overgang naar kringlooplandbouw zijn in combinatie met faire opbrengstprijzen, maar ook investeren in technische oplossingen die de negatieve milieueffecten van boerderijen nog verder beperken dan de enorme reductie in uitstoot die reeds is bereikt. En niet te vergeten innovaties die actief bijdragen aan een beter milieu, dierenwelzijn en biodiversiteit of anderszins voorzien in toekomstige functies (producten en diensten) die maatschappelijk positief gewaardeerd worden. Niet ‘inside-out’, maar ‘outside-in’ dus!
Gert-Jan van Kesteren
Beyond
24 november 2019
Gepubliceerd in Meat & Co nr. 4 2019
MOGELIJK IS HET U OPGEVALLEN DAT MIJN COLUMNS STEEDS VAKER BETREKKING HEBBEN OP FOODERVARINGEN TIJDENS VAKANTIES IN HET VERRE EN MINDER VERRE BUITENLAND. UITERAARD MET CO2- COMPENSATIE, IN VERBAND MET VLIEGSCHAAMTE. UW OBSERVATIE DAT DIE GERT-JAN VAN KESTEREN WEL ERG RUIM IN ZIJN VAKANTIES ZIT, IS DAN OOK VOLKOMEN JUIST. IK BEN INDERDAAD MIJN CONSULTANCYWERK AAN HET AFBOUWEN OM ER PER 1 JANUARI 2020 DEFINITIEF MEE TE STOPPEN.
Het geleidelijk afkicken gaat me, eerlijk gezegd, boven verwachting goed af. Ik ben kennelijk niet zo verslaafd aan mijn werk als veel cliënten dachten. De kunst van het loslaten, het je niet te druk maken over zaken uit het verleden of de toekomst, krijg ik steeds beter onder de knie. De wetenschap dat Condor Consultancy bij mijn collega’s in goede handen is, helpt daarbij natuurlijk wel.
Ook boven verwachting was mijn recente ervaring in Duitsland. Wat doe je als je 65 wordt en de pensioenschaamte voorbij bent? Juist, je maakt eindelijk dat ultieme oude-lullenreisje langs de Rijn en Moezel. Het genoegen van ruim over het bord hangende schnitzels met een overdaad van cantharellen werd in de kiem gesmoord, omdat ik in het eerste deel van de reis met twee gezellige vegetariërs optrok. Ja, ook die kunnen heel aangenaam gezelschap zijn. Vervelend was wel dat ik last had van vleesschaamte. Maar oh, wat smaakte die vegetarische Beyond Burgertm invhet restaurant heerlijk. Beyond expectation!
Uiteraard had ik gelezen dat de beurskoers van Beyond Meat meteen na de introductie geëxplodeerd was, maar de vele slechte ervaringen met nepvlees maakten mij sceptisch. Nauwelijks terug van vakantie verscheen het alarmerende IPCC-rapport over de opwarming van de aarde, die op termijn de voedselvoorziening in gevaar brengt. In de media ging het vooral over de schadelijke effecten van vlees (lees: veeteelt).
Voor wat de nogal eenzijdige fixatie van de media op vlees betreft, ben ik de verbazing allang voorbij. Zo ging het bij de problematiek van antibioticaresistentie namelijk ook al. Natuurlijk is beperking van antibioticumgebruik in de veehouderij belangrijk en moeten we blij zijn met de inmiddels bereikte forse reductie. Maar dat laat onverlet dat het antibioticagebruik bij de mens, dus niet bij het dier, voor meer dan 95% verantwoordelijk is voor resistentieontwikkeling. Minder vleesproductie is ‘beyond controversy’ beter voor het milieu. Maar het IPCC geeft niet voor niets aan dat prioriteit gegeven zou moeten worden aan beperking van de uitstoot van transport, energievoorziening en industrie.
Binnen de totale voedselvoortbrengingsketen is voedselverspilling een grote boosdoener. Voedselverspilling (gemeten van boerderij tot consument) is wereldwijd verantwoordelijk voor 8-10% van de totale CO2-voetafdruk. Als we in het geïndustrialiseerde Westen compleet zouden stoppen met het eten van vlees, zou onze persoonlijke CO2-voetafdruk met gemiddeld 4% afnemen. De grootste duurzaamheidswinst is voor ons westerlingen dus op andere terreinen te behalen. Dat is echter weer geen reden om je biefstukje met enige regelmaat over te slaan, zeker niet omdat de plantaardige alternatieven steeds beter smaken.
Gert Jan van Kesteren
Toekomst met minder plastic verpakkingen
23 oktober 2019Foto: Daria Shevtsova
Gepubliceerd in Vleesmagazine juni 2019 – Industriespecial
Jaarlijks produceren we zo’n 58 miljoen ton plastic in Europa, waarvan 40 procent verpakkingen. Veel van dit plastic zijn verpakkingen voor eten en drinken, die zijn ontworpen om slechts één keer te worden gebruikt.
Eenmalig gebruik van plastic is verspilling van waardevolle bronnen.
Als meer gerecycleerde plastics worden gebruikt, kan de afhankelijkheid van
fossiele brandstoffen voor de productie van plastic worden verminderd en de
uitstoot van CO2 worden beteugeld. Dit zou wereldwijd een besparing van energie
kunnen opleveren die overeenkomt met 3,5 miljard vaten olie per jaar. Om een
daad bij het woord te voegen heeft de Europese Unie in 2018 een nieuwe strategie
uitgewerkt om in 2030 alle plastic verpakkingen die in de EU op de markt worden
gebracht opnieuw bruikbaar of recyclebaar te maken. Er worden al alternatieve grondstoffen
ontwikkeld (bijvoorbeeld biokunststoffen of kunststof op basis van kooldioxide
of methaan) met dezelfde toepassingsmogelijkheden als traditionele plastics,
maar met mogelijk minder milieueffecten. Maar het marktaandeel van deze
alternatieven is momenteel echter erg klein. De gedachte is dat als we meer
gebruikmaken van alternatieven die duurzamer zijn, we onze afhankelijkheid van
fossiele brandstoffen kunnen afbouwen.
Circulaire plasticindustrie voor meer herbruik verpakkingen
De Europese Unie wil daarom alle betrokken partijen – producenten,
ontwerpers, merken, industrie, detailhandel en recyclers – uitdagen om te komen
tot een circulaire plasticindustrie. Een systeem waarbij de herbruikbaarheid
van verpakkingen wordt gemaximaliseerd en waardevernietiging wordt
geminimaliseerd. Om dit voor elkaar te krijgen neemt de EU concrete maatregelen.
Eén van deze maatregelen is het verbod op plastic wattenstaafjes, plastic borden
en bestek en op stokjes waaraan ballonnen worden vastgemaakt. Het gebruik van
plastic drinkbekers en maaltijdverpakkingen moet actief worden ontmoedigd, bijvoorbeeld
door er extra geld voor te vragen.
Bedrijven spelen nu al handig in op minder plastic
gebruiken. Iedere (kleine) actie komt al snel in het nieuws omdat het een grote
maatschappelijke belangstelling heeft. Zo kondigde de COOP supermarkt aan dat
zij meer geld vragen voor plastic tasjes en de big shoppers in prijs verlagen.
En naast de volledig recyclebare tasjes bij de AGF afdeling (90% suikerriet)
komen straks ook papieren zakken. Veel supermarkten hebben dat al. Maar toch,
het is een positieve publiciteitsstunt.
Nieuwe kaderrichtlijn afvalstoffen
De eerste concrete maatregelen voor verpakkingen vloeien
voort uit de nieuwe Kaderrichtlijn afvalstoffen, richtlijn (EU) 2018/851. Deze moet in
nationale regelgeving worden opgenomen en zal op 5 juli 2020 ingaan.
Producenten van verpakkingen worden nog meer verantwoordelijk gesteld voor het
recyclen van de verpakkingen. Dit kan door andere afvalpreventiemaatregelen,
centra voor hergebruik, terugname- en innamesystemen en preventie van
zwerfvuil. In de regeling staan minimumeisen die iedere lidstaat zelf moet
uitwerken en opnemen in nationale regelgeving. In Nederland is het Ministerie
van Infrastructuur en Waterstaat hiervoor verantwoordelijk en werkt aan een
aanpassing van hoofdstuk 10 (afvalstoffen) in de Wet Milieubeheer. Hiervoor is
in februari en maart 2019 een internet consultatieronde geweest.
Leafskin verpakkingen
In Duitsland zijn producenten en distributeurs die verpakkingen
in omloop brengen al verplicht de verkoop- en transportverpakkingen terug te
nemen en te recyclen. Dit geldt ook voor buitenlandse bedrijven. Deze wet werd
nog met voeten getreden, maar sinds januari 2019 is de wet aangescherpt. Als
bedrijven zich niet registreren kunnen boetes tot 200.000 euro worden opgelegd.
Het is niet voor niets dat de leafskin
verpakking, die voor een groot deel uit karton bestaat (80% plastic
reductie), in Duitsland een grote hit is. De leafskin verpakking is een verpakking
voor vlees met een 100% recyclebare vlakke kartonnen schaal met een plastic
top. Alle verschillende materialen zijn volledig te scheiden. Op de IFFA beurs
in Frankfurt kon je er dan ook niet omheen. Bijkomend voordeel is dat je geen
etiket meer nodig hebt. Alle verplichte productinformatie kan op de kartonnen
schaal. Gepietepeuter op etiketten is dan ook niet meer nodig.
Verpakkingsindustrie zoekt vooral papieren oplossingen
De verpakkingsindustrie zoekt de nieuwe verpakkingen vooral
in papieren oplossingen in plaats van andere soorten plastics. Waarschijnlijk
vanwege de recycle problematiek. Papier kan net als glas en metaal makkelijk gerecycled
worden. Maar plastics worden nog in zeer beperkte mate gerecycled. Jaarlijks
wordt in Europa ongeveer 25,8 miljoen ton kunststofafval geproduceerd. Minder
dan 30 % van dit afval wordt gerecycled. Het grootste deel laat de EU in derde
landen behandelen, waar andere milieunormen gelden.
De EU is de druk op het verminderen van schadelijk plastics dan
ook flink aan het opvoeren. Zo komt er vanaf 5 januari 2021 een centrale
meldingsplicht voor leveranciers die schadelijke plastics, ook wel Zeer
Zorgwekkende Stoffen (ZSS) genoemd, op de markt brengen. Het Europese agentschap
ECHA werkt aan een centrale database. Leveranciers moeten daarin met naam en
toenaam melden welke producten het betreft en om welke stof(fen) het precies
gaat. De database wordt toegankelijk voor afvalverwerkers en, op verzoek, ook
voor consumenten.
Minder plastic verpakkingen uitdaging voor vleessector
In de vleessector zijn we steeds meer plastic gaan
gebruiken. De schappen in de supermarkt liggen tegenwoordig helemaal vol met plastic
foodtainers. Is de leafskin verpakking ook voor de Nederlandse vleessector de
nieuwe oplossing of zoeken we het bijvoorbeeld meer in circulair gebruik? Wellicht
zijn er andere oplossingen. De Nederlandse voedingsmiddelensector in het
algemeen en de vleessector in het bijzonder staan innovatief hoog aangeschreven.
Dat er wat moet gebeuren is duidelijk. Innovatief en milieubewust, kleine
stappen en vooral veel publiciteit of afwachten tot nieuwe regelgeving of de
maatschappij het gaat afdwingen. Hoe dan ook, het wordt een uitdaging!
Yvon Bemelman
Down Under
4 juni 2019
Lees het artikel “Down Under“ in Meat en Co van juni 2019
Gepubliceerd in Vleesmagazine april 2019 – Industriespecial
De nieuwe controleverordening (OCR) is 14 december 2019 van kracht en zorgt nu al voor de nodige onrust in vleesland. De tarieven van de NVWA zijn erg hoog dus iedere verandering kan de begroting van een bedrijf onder druk zetten. Logisch dat dit kritisch bekeken moet worden.
Nieuwe controleverordening lastig voor kleine slachterijen
Een groot probleem kan ontstaan bij kleine slachterijen. Volgens de gedelegeerde verordening van 8 februari 2019, aanvulling op controleverordening met betrekking tot officiële controles inzake de productie van vlees, moeten slachterijen die meer dan 1000 grootvee eenheden (GVE) slachten per jaar permanent toezicht krijgen. Nu wordt dat in Nederland nog bepaald door het aantal slachtingen per uur en per week en hebben slachterijen die 4, 20 of 50 GVE per week slachten geen permanent toezicht. Maar met de hoge NVWA-tarieven wordt de overgang naar permanent toezicht voor kleine slachterijen onoverbrugbaar. Bij deze grensbepaling wilde men harmonie creëren, maar dan zou dat ook moeten gelden voor de keuringskosten binnen de EU. Er is wel een escape. De bevoegde autoriteit mag de vastgestelde grenswaarde van 1000 GVE verhogen als de slachthuizen voldoen aan de definitie van een slachthuis met geringe capaciteit en de gezamenlijke jaarproductie niet meer dan 5 % bedraagt van de totale in de lidstaat geproduceerde hoeveelheid vers vlees. Qua productiegrootte moet dat lukken! Een definitie van ‘slachthuis met geringe capaciteit’ kan de NVWA zelf invullen met een risicoanalyse en aanduiding dat het slachten alleen tijdens een deel van de werkdag plaatsvindt of tijdens de gehele werkdag maar niet op iedere werkdag van de week. Dat biedt dus kansen.
Vleeskeuringen en officiële controles
Verder biedt de gedelegeerde verordening criteria en
voorwaarden voor bepaalde taken met betrekking tot vleeskeuringen in
slachthuizen en officiële controles. Zo mogen controles en audits bij
uitsnijderijen ook gedaan worden door ander personeel dan de officiële dierenarts
en officiële assistent. Onder bepaalde voorwaarden mogen AM-keuringen onder
toezicht van een officiële dierenarts ook door een officiële assistent worden
uitgevoerd.
En in plaats van in het slachthuis kan straks ook op het
bedrijf van herkomst een AM-keuring worden uitgevoerd. Dit zou meer efficiëntie
bieden voor de controle op onder andere dierenwelzijn en hygiëne van dieren.
Slachthuispersoneel dat bijstand verleent bij officiële
controles en andere vormen van controle moeten ‘tot tevredenheid van de
bevoegde autoriteiten’ opgeleid worden. Daarbij moet voldaan worden aan de
minimumvoorschriften van de opleiding, voor zover relevant voor hun
bijstandstaak.
Beroepsprocedure tarieven NVWA
Op dit moment loopt een interessante beroepsprocedure
over de hoogte van de NVWA-tarieven. Vier
grote varkensslachterijen hebben het College van
Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) ingeschakeld omdat zij van mening zijn dat
de tarieven van de NVWA 33% te hoog zijn. Op 17 juli 2018 is een voorlopige conclusie
getrokken. De NVWA heeft opleidingskosten onterecht geïnd, geeft onvoldoende inzicht in opbouw tarieven, geeft onvoldoende
informatie en inzicht voor residucontroles, toeslag buiten opening,
uitlooptoeslag, toeslag te late afmelding en extra kwartieren en daadwerkelijke
kosten’.
Want voordat het College
definitief uitspraak kan doen wil men van het Europese Hof van Justitie eert
weten wie precies worden bedoeld met ‘personeel betrokken bij officiële
controles’ en ‘personeel dat betrokken is bij de officiële controles. En wat
wordt bedoeld met ‘vergoedingen mogen niet hoger zijn dan de door de bevoegde
autoriteiten gedragen kosten’ in verband met aangevraagde kwartieren maar
feitelijk niet gewerkte kwartieren.
Opvoeren kosten NVWA erg ruim genomen
De salarissen van het personeel
dat betrokken is bij officiële controles en de kosten voor het personeel dat
betrokken is bij de uitvoering ervan (inclusief kosten voor installaties,
instrumenten, uitrusting, opleiding, alsmede reis- en daarmee verband houdende
kosten mogen volgens de richtlijnen worden opgevoerd voor de berekening van de
controlekosten van de NVWA. Maar de NVWA voert ook posten op als huisvesting,
algemene materiële kosten, afschrijvingskosten, bureaukosten, dienst uitvoering
ICT, specifieke kosten als dienstkleding, reiskosten woon-werkverkeer, inhuur
overig personeel en overige personeelskosten. Maar mag dat wel? Lidstaten
hebben de ruimte om een hoger tarief in rekening te brengen, zolang dit de
werkelijke kosten niet overschrijdt. Maar deze kosten zijn toch wel erg ruim
geïnterpreteerd. Hier komt dus nog antwoord op. In de tussentijd is de NVWA al
begonnen met het terugbetalen van de teveel betaalde opleidingskosten van
personeel dat niet direct betrokken was bij de officiële controles. Dit gaat over
de periode van 17 juli 2018 (uitspraak CBb) en 31 december 2018 en geldt voor
alle bedrijven. Het betreft 6,9% over de NVWA tarieven en 7,9% van de KDS
tarieven. De NVWA-tarieven voor 2019 zijn hierop al bijgesteld. Een
soortgelijke zaak heeft eerder in Denemarken gespeeld.
Nu is het wachten op de
uitspraak van het Europese Hof. Dan kan gekeken worden of de slachterijen ook
in het gelijk worden gesteld op de andere punten. Dan gaat het om een grote som
geld. Naast de vier grote varkensslachterijen zijn er nog ruim 400 bedrijven
die soortgelijke bezwaren hebben open staan. Bedrijven die niet in bezwaar zijn
gegaan kunnen dat niet met terugwerkende kracht doen. De NVWA zal de ontstane gaten
moeten dichten en dan is artikel 80 van de OCR een uitkomst. Daarin staat dat
lidstaten ook ‘andere vergoedingen of heffingen’ mogen innen voor de dekking
van de officiële controles en activiteiten. Dus linksom of rechtsom, zolang de
politiek wil dat de NVWA kostendekkend werkt blijven de tarieven (te) hoog. Er
is geen rem.
Yvon Bemelman
Juist etiketteren en verpakken blijft lastig
1 december 2018
Gepubliceerd in Vleesmagazine december
2018 – Industriespecial
Etiketten en verpakkingen zien we vaak als mooie marketinginstrumenten om consumenten mee te verleiden op het gebied van bijvoorbeeld gezondheid, herkomst of een milieu- of diervriendelijke productiewijze. Hier kunnen we erg innovatief in zijn. Maar we hebben ook te maken met regelgeving en consumentenorganisaties. En dan is het de kunst om hier een juiste balans in te creëren. Want het gaat nogal eens fout.
CLAIMSWETGEVING
De NVWA deed dit jaar onderzoek naar het naleven van de claimswetgeving bij producenten die voedingsmiddelen produceerden die gericht zijn op afvallen. Deze voedingsmiddelen zijn duurder dan reguliere producten. In de praktijk bleek dat van de 36 bedrijven er 34 de claimswetgeving overtraden. De etiketteringsregels werden beter nageleefd, hier gingen 19 bedrijven mee in de fout. Maar dat is toch nog ruim 50 procent! Als deze steekproef representatief is, dan is er nog heel
wat werk aan de winkel.
Is de wetgeving zo moeilijk of worden
de grenzen opgezocht en/of overtreden? Hier zullen we het antwoord niet op
krijgen. Wel is het zo dat de Consumentenbond erg actief is om misleiding tegen
te gaan. Zij krijgen regelmatig klachten van consumenten dat de gewekte
verwachtingen op de verpakking niet worden nagekomen. Op de website heeft de
Consumentenbond zelfs een ‘wall of shame’ met allerlei producten waarbij zij
misleiding hebben geconstateerd.
Ook voeren zij de druk richting de NVWA
op om harder op te treden en controlegegevens op dit onderdeel openbaar te maken.
Gezien de ontwikkelingen binnen de overheid is die kans reëel.
ETIKETTEREN
Voor een juiste toepassing van de
etiketteringsregels moeten we goed op de hoogte blijven van de ontwikkelingen
op dit gebied, maar ook weten hoe de wet geïnterpreteerd moet worden.
Tegenwoordig heb je mooie etiketteringsprogramma’s. Dit zijn handige modules
die ingrediëntendeclaraties ordenen en voedingswaarden berekenen. Maar het
interpreteren van de etiketteringswetgeving blijft toch echt mensenwerk. En
hier worden dus ook de fouten gemaakt. Soms worden etiketten van onge veer
dezelfde producten gewoon gekopieerd, waarbij het mis kan gaan met allergenen, met
een recall tot gevolg. Kortom, etiketteren blijft lastig.
In 2018 zijn er op het gebied van etiketteren verschillende veranderingen doorgevoerd, zowel in wetgeving als in de interpretatie ervan door de NVWA. Op 28 mei 2018 is Verordening (EU) nr. 2018/775 gepubliceerd met nieuwe regels inzake vrijwillige herkomstetikettering met voorschriften voor de toepassing van artikel 26, lid 3 van Verordening (EU) nr. 1169/2011. Als het land of de plaats van oorsprong op het etiket niet hetzelfde is als het primaire ingrediënt, dan moet hiervan een vermelding komen op de verpakking.
BIOLOGISCHE PRODUCTEN
Er volgen nog guidelines vanuit de Europese Commissie. Per 1 april 2020 moeten alle levensmiddelen hieraan voldoen. Op 30 mei 2018 is Verordening (EU) nr. 2018/848 gepubliceerd met vernieuwde regels voor productie en etikettering van biologische producten. Zo mag straks op biologische producten uit derde landen niet zomaar een EU-logo. Betreffende producten moeten aan de EU-regels voldoen en hiervoor erkend worden. Er komt ook een centrale database waarin de beschikbaarheid van biologische producten komt te staan.
Deze verordening is van toepassing vanaf 1 januari 2021.
Voor transvetzuren (nog slechter dan verzadigd vet) komt er een nieuwe norm. Recent is een nieuw voorstel van de
Europese Commissie goedgekeurd waarin een limiet staat voor transvetzuren van
niet meer dan 2 gram per 100 gram vet in het product. Vanaf 1 april 2021 moeten
alle industrieel vervaardigde levensmiddelen hier aan voldoen.
Producten van dierlijke oorsprong waar dit van nature in zit, worden hier van uitgezonderd. Hamburgers en rundergehakt bevatten in Nederland gemiddeld meer dan 2 gram transvet per 100 gram vet, dus deze producten worden hiervan uitgezonderd. Maar je kunt er donder op zeggen dat deze producten straks toch in het verdachtenbankje van de Consumentenbond komen. Een oplossing is om andere vetten toe te voegen wat het transvetgehalte in het eindproduct vermindert, wat in de voedselindustrie ook al gebeurt bij
het verlagen van het zout- en suikergehalte. Alleen zorgt dit wel voor een
hoger vetgehalte.
INTERPRETATIE NVWA
De interpretatie van regelgeving is de afgelopen jaren door de NVWA aangescherpt ten behoeve van meer unformisering binnen de Europese Unie. Zo werd bijvoorbeeld ‘filet americain’ van de ene op de andere dag een vleesbereiding in
plaats van een vleesproduct. En dat heeft consequenties voor het gebruik van
additieven, want in vleesbereidingen mogen veel minder additieven dan in
vleesproducten.
Sinds kort mag separatorvlees type 3 (vlees aan botten of karkassen, dat mechanisch wordt verwijderd) niet meer opgenomen worden in het vleesgehalte. In Nederland hadden we separatorvlees in twee categorieën ingedeeld; type 3 (ontstaan onder lage druk) en type 4 (ontstaan onder hoge druk). Type 3 mocht opgenomen worden in het vleesgehalte, maar sinds kort mag dit niet meer. De NVWA is hiervoor door Brussel op de vingers getikt. Er komt een overgangstermijn om dit in de praktijk aan te passen.
Voor vers pluimveevlees komt
binnenkort een nieuw waarschuwingsetiket met pictogrammen, omdat de oude
waarschuwingstekst niet effectief genoeg was. De eis voor pictogrammen zal ook
volgen voor de waarschuwingstekst voor roodvlees. Mooie ontwikkeling, maar de
printers moeten de pictogrammen straks wel aankunnen.
Etiketteren blijft onderwerp van
gesprek. Zo zal de Tweede Kamer zich in januari buigen over de evaluatie van
het Actieplan etikettering uit 2016 van de NVWA. Er kunnen weer nieuwe
actiepunten uit naar voren komen!
Grote veranderingen met de nieuwe Controleverordening
2 juli 2018
Gepubliceerd in Vleesmagazine Industriespecial 2 –
2018
Op 7 april 2018 is de nieuwe controleverordening
2017/625 gepubliceerd die grote veranderingen gaat brengen in het toezicht op
de wetgeving in de agro-voedselketen.
Zo zorgen automatisering van controlegegevens, een
op risicogebaseerde aanpak, het voorkomen van fraude en misleading en toezicht
op internetverkoop voor een geheel
nieuwe aanpak. Doel is een modern, efficiënt en effectief toezicht. De nieuwe
controleverordening is op 14 december 2019 van toepassing.
Om te beginnen komen de huidige verordeningen
854/2004 en 882/2004 te vervallen, net als richtlijnen 89/608/EEG, 89/662/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG, 96/23/EG,
96/93/EG en 97/78/EG. De nieuwe controleverordening bevat de gehele agro-
voedselketen (voeding, voer, dieren, planten) en moet het toezicht moderner,
efficiënter en doeltreffender maken.
Nieuw is de risicogebaseerde
aanpak van het toezicht. Hoe meer risico’s er bij het bedrijf worden
geconstateerd op het gebied van zijn producten, processen, materialen en
stoffen die van invloed zijn op de veiligheid van voeding, diergezondheid , dierenwelzijn,
ggo’s, gewasbeschermingsmiddelen, fraude en misleiding hoe uitgebreider en
frequenter het toezicht zal zijn. En toezicht kost (veel) geld.
Fraude en misleiding zijn
risico’s die straks standaard in kwaliteitssystemen moeten zijn opgenomen.
HACCP alleen is dus niet meer genoeg. Complete en goed werkende
kwaliteitssystemen worden met het nieuwe risicogebaseerde toezicht belangrijker
dan ooit.
Door NVWA geaccepteerde kwaliteitssystemen
Een goede borging van de
kwaliteit in de keten kan effect hebben op het toezicht. De door de NVWA geaccepteerde
kwaliteitssystemen zijn door de Stichting Ketenborging (met een bestuur uit het
bedrijfsleven) gepubliceerd op www.ketenborging.nl. Dit betreffen onder andere BRC, IFS en
FSSC22000. Hierop kan de NVWA het toezicht aanpassen. Van een lagere frequentie
tot het niet meer standaard beoordelen van bepaalde onderdelen omdat deze al
extra geborgd worden door het kwaliteitssysteem. Hiermee kunnen dus kosten
bespaard worden!
Nieuw zijn ook controles en
activiteiten op het gebied van biologische productie en kwaliteitsregelingen
als BOB, BGS en traditionele producten om misleiding en fraude te voorkomen.
Authenticiteit en integriteit staan centraal
Authenticiteit en integriteit
staan in de Europese agro- voedselketen centraal. Daarom is tevens een IT
systeem ontwikkeld speciaal voor voedselfraude (AAC) en zijn er nieuwe Europese
centra voor kennis & onderzoek, methodes voor detectie en het identificeren
van gevoelige onderdelen. Het paardenvleesschandaal was mede debet aan deze
ontwikkeling.
Verdere harmonisering en automatisering
van de officiële controles en activiteiten zijn vastgelegd in een nieuw
informatiemanagementsysteem (IMSOC). Dit
nieuwe digitale systeem kan naast het onderling uitwisselen van
controlegegevens onder andere ook de identifcatie en registratie van dieren,
certificaten en douanecontroles traceren. Big brother is watching you!
Bij internetverkoop van levensmiddelen kunnen volgens de
nieuwe verordening monsters genomen worden door middel van anoniem geplaatste bestellingen
(mystery shopping). Deze worden vervolgens geanalyseerd, getest en/of
gecontroleerd op naleving van de wet. Voorheen waren hier geen duidelijke
richtlijnen voor.
Toezicht vleessector verandert
Zelfs bij het toezicht op slachthuizen, uitsnijderijen en vleesverwerkende bedrijven zijn er veranderingen, hoewel slechts minimaal. Van oudsher neemt de dierenarts een prominente rol in bij het toezicht op bedrijven die producten produceren van dierlijke oorsprong. In artikel 18 van de nieuwe controleverordening staat dat de AM-keuring (gezondheid slachtdieren) nog steeds uitgevoerd moet worden door de officiële dierenarts. Maar dat deze straks bijgestaan mag worden door een officiële assistent die een preselectie doet van de dieren. De PM-keuring (kwaliteit karkas en organen) moet uitgevoerd worden door de dierenarts of kan onder toezicht van de dierenarts of onder de verantwoordelijkheid van de officiële assistent. Voor deze verschillende mogelijkheden zijn definties opgenomen.
‘Onder de
verantwoordelijkheid van de officiële dierenarts’ betekent dat de officiële
dierenarts de uitvoering van een actie aan een officiële assistent toevertrouwt.
Zo werd in Nederland de PM-keuring uitgevoerd door KDS, een externe
dienstverlener waarvan werd gezegd dat de ‘slager zijn eigen vlees keurt’. Dit
is nu weer een overheidsdienst. De voormalige KDS’ers zijn dus ‘officiële
assistenten’ geworden.
‘Onder het toezicht van de
officiële dierenarts’ is een actie die wordt uitgevoerd door een officiële
assistent onder de verantwoordelijkheid van de officiële dierenarts waarbij de
officiële dierenarts ter plaatse is. Dit gebeurt dus onder andere bij het permanent
toezicht van de dierenarts in grote slachthuizen.
Nieuw is dat personeel van slachthuizen bijstand mag
verlenen bij officiële controles zoals het nemen van monsters en het verrichten van tests. Dit kan op basis van
een risicoanalyse toegestaan worden. Medewerkers moeten dan wel onafhankelijk
opereren, een passende opleiding hebben gevolgd en werken volgens de instructie
van de dierenarts of officiële assistent.
De nieuwe controleverordening
biedt dus wat meer flexibiliteit en mogelijkheden voor kostenreductie, als je
het maar veilig regelt!
Yvon Bemelman – Condor
Consultancy
Een stukje over STEC
31 mei 2018
Lees het artikel “Een stukje over STEC ” van Gert-Jan van Kesteren in Meat & Co van mei 2018