Op 8 mei 2023 is de Tweede Kamer geadviseerd door het Deskundigenberaad Zoönosen (DB-Z) hoe om te gaan met aviaire influenza. In de brief aan de Tweede Kamer wordt ingegaan op nieuwe adviezen met beleidsvoorstellen.
Epidemiologische situatie
Voor het derde achtereenvolgende seizoen is er sprake van verhoogde circulatie van Hoog pathogene Aviaire Influenza (HPAI) H5N1 onder wilde vogels in Nederland. Er is sprake van toenemende geografische spreiding over de wereld, ook in gebieden waar voorheen geen HPAI voorkwam. In meerdere delen van de wereld wordt regelmatig HPAI H5N1 vastgesteld bij zoogdieren, inmiddels meer dan 30 soorten, waarbij ook vaker mutaties worden gevonden die als adaptatie aan zoogdieren kunnen worden beschouwd. Bij een recente uitbraak op een nertsenhouderij in Spanje en een uitbraak onder zeeleeuwen voor de kust van Peru, kon zoogdier-naar-zoogdier-transmissie niet uitgesloten worden. Ook is bij enkele mensen HPAI H5N1, behorend tot dezelfde clade als die nu rondgaat in Europa, aangetoond, waarbij twee mensen ook ziekteverschijnselen vertoonden
Risicobeoordeling
Gezien de situatie in Nederland met een zeer grote dichtheid van pluimvee- en varkensbedrijven, vindt het DB-Z dat de risk assessment van ECDC/EFSA te generiek is en dat het meerwaarde heeft om een land-specifieke risk assessment te ontwikkelen. Het RIVM is gevraagd deze te ontwikkelen voor de Nederlandse situatie en deze up-to-date te houden en te publiceren op de website.
Pluimveehouderij
Op dit moment wordt een aanpassing aan de monitoring uitgewerkt voor pluimveehouders en andere mogelijk blootgestelden, wanneer op het bedrijf HPAI is vastgesteld. In plaats van passieve monitoring (GGD bellen voor testen als zich klachten voordoen), wordt gewerkt aan een proactieve monitoring. Daarbij wordt aan iedereen die blootgesteld is, een test aangeboden. Ook als zij geen klachten hebben. In eerste instantie is dit uitgewerkt voor groepen zoals ruimers, dierenartsen en agrarisch ondernemers die betrokken zijn bij uitbraken onder pluimvee. Het RIVM is gevraagd om dit meteen uit te breiden naar varkenshouders, indien er een HPAI-infectie bij de varkens op een varkensbedrijf zou worden vastgesteld.
Varkenshouderij en vogelgriep
Het DB-Z geeft aan dat varkens een potentieel mengvat zijn voor HPAI en varkensinfluenzavirussen. Daarom moet surveillance bij varkensbedrijven uitgewerkt worden. Dit systeem zou zich kunnen richten op bedrijven met het grootste risico. Het DB-Z verwijst daarbij naar gemengde pluimvee-/varkensbedrijven, varkensbedrijven met vrije uitloop of varkensbedrijven in watervogelrijke gebieden.
Het DB-Z adviseert verder dat langjarige financiering voor onderzoek nodig is om voldoende oplossingen voor early warning-surveillance, preventie en outbreakmanagement te kunnen bieden en nieuwe opties te kunnen onderzoeken. Ook vraagt het DB-Z aandacht voor de ecologische impact van vogelgriep. Er zou meer onderzoek gedaan moeten worden naar de langetermijneffecten van vogelgriep op ecologie en biodiversiteit.
Het is al langer bekend dat katten en ook honden gevoelig kunnen zijn voor vogelgriep: in Amerika en Canada zijn besmettingen geconstateerd bij honden en zg. ‘barn cats’ (semi wilde katten). Het is daarom goed om nog eens te wijzen op het advies om contact tussen hond of kat met dode of zieke vogels te vermijden en de dierenarts te raadplegen als het vermoeden bestaat dat een dier ziek is geworden na contact met een dode of zieke vogel.
Bron: Brief Tweede Kamer, kenmerk 3574112-1046328-PG